Hertjes en hartjes
Een DNA-streng bestaat uit 30.000.000.000.000 stukjes. Zo veel, dat je zou verwachten dat een mens er gerust een paar kan verliezen. Als ik 30 biljoen deeltjes van iets zou hebben, zou dat alleszins het geval zijn. Onlangs leerde ik dat de realiteit, zoals altijd, minder eenvoudig is.
Toen we te horen kregen dat onze dochter een aangeboren hartafwijking heeft, vertelde onze dokter dat er twee mogelijke oorzaken zijn. De ene was de genetische verklaring. De andere — en meest logische, aangezien in onze families niemand hartproblemen heeft — was gewoon brute pech. ‘Een bloedonderzoek zal uitsluitsel over de oorzaak bieden, dus zullen we van jullie drie een staaltje afnemen’, klonk het.
Zo kwam het dat we op een doordeweekse donderdag opnieuw naar het ziekenhuis mochten om de resultaten te bespreken. De plek waar we meer tijd doorbrachten dan je wie dan ook zou toewensen en waar we enkele weken geleden een donker hoofdstuk mochten afsluiten.
Nadat we een half uur van hot naar her waren gestuurd, kwam we tijdens de lunchpauze toe op een volledig verlaten afdeling medische genetica. Op één iemand na: een slungel die onderuitgezakt op een stoel zat. Van zodra hij ons in het oog had, sprong hij recht. Met de nonchalance van een puber die een late groeispurt had gekregen wrong hij zijn lichaam in alle mogelijke bochten. ‘Aha, jullie zijn toch nog gekomen, ik ga even…